Faalangst is eigenlijk een doseringsprobleem, zeggen orthopedagogen Petra Lahr en Daphne Rijkée, auteurs van het boek ‘Eerste hulp bij faalangst, faalangsttraining voor jongeren van 10 tot 18 jaar’, dat in 2017 is verschenen. “Het is als zout in de soep. Een beetje zout is lekker, maar als je te veel toevoegt, gaat het fout. Zo is het met faalangst ook. Mensen met faalangst willen het van nature graag goed doen. Maar soms willen ze het té graag goed doen en werkt het juist averechts.”
Faalangst is een vorm van angst. Het is de angst om het niet goed te doen. Een veelvoorkomend probleem dat negatief ingrijpt in de ontwikkeling van mensen, stellen Lahr en Rijkée. Het is geen ziektebeeld of stoornis, maar eerder een probleem dat mensen belemmert in hun functioneren. Daphne Rijkée: “Als er niets mee gedaan wordt, kan het ook op volwassen leeftijd soms grote problemen geven. Neem de man die zo’n last heeft van faalangst dat hij bij een uitdagende taak spanningsklachten krijgt en zich ziek meldt. Of een vrouw die geen presentatie durft te geven en daarmee carrièrekansen misloopt.”
“Daarom is het belangrijk om faalangst tijdig te erkennen en een goede begeleiding te geven”, vult Petra Lahr aan.
Aanleg
Het begrip faalangst is al zeer oud maar de laatste jaren is er wel meer aandacht voor. Daphne Rijkée daarover: “Mensen moeten er een bepaalde aanleg voor hebben. Ik ben ervan overtuigd dat kinderen niet faalangstig kunnen worden als ze die aanleg niet hebben.”
Volgens Petra Lahr steekt faalangst vooral op school de kop op, bij jongeren tussen de 10 en 18 jaar. “Zij moeten prestaties leveren en worden daar steeds op afgerekend. Volwassenen kunnen dat soort situaties makkelijker vermijden, maar op school is dat veel moeilijker. In ieder geval heeft 10 tot 12 procent van de schoolgaande jeugd last van faalangst. ”
In het boek Eerste hulp bij faalangst worden twee vormen van training beschreven: individuele training en groepstraining. “Daar is vooral vanuit praktisch oogpunt voor gekozen, zegt Rijkée. “Soms krijg je gewoon niet meerdere deelnemers op hetzelfde moment bij elkaar. Maar een reden is ook dat particuliere praktijken individuele begeleiding zullen aanbieden. In het boek staat een lijstje van wanneer je wat kiest en met welke reden.”
Zeven sessies
Bij elke vorm wordt in zeven sessies het probleem faalangst aangepakt. De sessies gaan onder meer over ‘Wat is faalangst?’, ‘Relaxed studeren kun je leren’ en ‘Ik ben de baas over mijn gedachten!’ In deze sessie gaan de jongeren zelf aan de slag. “De kracht van de training is dat die lekker praktisch en heel concreet is”, zegt Daphne Rijkée. “En de training sluit heel goed aan bij de belevingswereld van pubers, want het is niet alternatief, wollig of vaag. Bovendien is de training door iedereen goed te volgen. Het is geschreven in duidelijke taal met mooie illustraties.”
Stap 1 in de training is psycho-educatie. Petra Lahr: “Alleen al snappen wat er met je gebeurt als je last hebt van faalangst, is een grote stap voorwaarts. Het is al heel wat als je je realiseert welke lichamelijke reacties optreden. Verder is het een grote geruststelling voor veel jongeren als ze weten dat het niet vreemd is wat ze hebben. Het normaliseren van de klacht is heel belangrijk.”
De tweede stap in de training is ontspanning. Een onmisbare schakel in het geheel. Daphne Rijkée: “Even weggaan, een time-out nemen, je concentreren op een rustige ademhaling, het zijn allemaal handige trucjes om je faalangst de baas te worden. Je moet je realiseren dat adrenaline het bewuste denken stopt. Iemand met faalangst produceert in korte tijd veel adrenaline en dan komt er een soort rolluik voor je denken. Dan kun je al die vreemde Engelse of Franse woorden opeens niet meer reproduceren, hoe je ook je best doet, terwijl het na een time-out en even ontspannen weer prima gaat.”
De derde stap is realistisch denken. “En daarbij jezelf afvragen of je gedachten kloppen. Vindt die leraar je echt erg stom? Of denk jij dat alleen maar? Vul jij dat alleen maar voor jezelf in? Immers, je kunt bij niemand in zijn hoofd kijken. We gebruik daarbij het G-schema: gebeurtenis, gedachten, gevoelens, gedrag en gevolg.”
Eye-opener
Vaak is de tweede stap al een enorme eye-opener, stelt Rijkée. “Sommige kinderen zeggen nadat ze de buikademhaling onder de knie hebben dat hun faalangst over is. Maar het is belangrijk dat ze ook anders naar de situatie leren kijken.”
Lahr: “Elke week vragen we hoe het gegaan is, of ze last hebben gehad van faalangst, wat ze hebben gedaan, en ook of dat heeft geholpen. In ieder geval zie je echt dat het helpt. En je ziet dat ze opeens snappen waar ze de fout ingingen. Dat het ook vaak om de kleine dingetjes gaat. En als ze eenmaal snappen dat ook die kleine dingetjes anders kunnen, dan zijn ze blij en opgelucht.”
Leren omgaan met faalangst blijft hoe dan ook nodig, stellen beide orthopedagogen. Rijkée: ‘Veel mensen denken dat de veeleisendheid van de maatschappij de oorzaak is dat mensen faalangst krijgen. Dit is niet het geval. Ook vroeger werden mensen gekweld door faalangst. Het gaat vaak niet eens om de eisen van de buitenwereld maar veel meer om de lat die mensen voor zichzelf zeer hoog leggen.”
EHBF-doos
Het boek Eerste hulp bij faalangst is gericht op alle vormen van faalangst, zoals cognitieve, sociale en motorische faalangst. Het boek is onder meer bedoeld voor psychologen, orthopedagogen, kindercoaches, onderwijzers, begeleiders en maatschappelijk werkenden. Het bestaat uit een handleiding, inclusief werkboek voor de cliënt. Zowel het werkboek voor individuele behandelingen als het werkboek groepsbehandelingen is digitaal beschikbaar gemaakt. De inhoud van beide werkboeken kan gedownload en geprint worden en kan onbeperkt ingezet worden voor cliënten.
“De titel is bewust zo gekozen”, zegt Daphne Rijkée. “Het is bijna letterlijk een soort EHBO-doos. Je pakt er uit wat je nodig hebt. In dit geval dus een EHBF-doos.”
Slagader
De focus op faalangst mag niet betekenen dat eventuele achterliggende oorzaken uit het oog worden verloren. Petra Lahr: “Als er een grotere angst achter de faalangst zit, bijvoorbeeld een sociaal probleem, dan is het zaak om dat uit te zoeken en te behandelen.” Rijkée vult aan: “Stel je voor dat de persoon een angststoornis heeft, dan moet je wel die angststoornis aanpakken. Anders is het of je op een bloedende vingers een pleister plakt, terwijl er elders in het lichaam een slagaderlijke bloeding is die veel meer gebaat is bij acuut handelen.”
Eerste hulp bij faalangst, faalangsttraining voor jongeren van 10 tot 18 jaar, 2017, Petra Lahr en Daphne Rijkée, Bohn Stafleu van Loghum, ISBN 9789036815758
Tekst: Adri van Beelen