Samenvatting artikel uit Neuropraxis 5/2019:
Om taal goed te begrijpen, moet je de intentie van de spreker achterhalen. Dit kun je doen door je in het perspectief van de spreker te verplaatsen. De vraag is hoe goed kinderen met een autismespectrumstoornis (ASS) hiertoe in staat zijn.
Om deze vraag te beantwoorden, zijn bij 48 kinderen met ASS en 43 kinderen zonder ASS tussen de 6 en 12 jaar oud een drietal taalbegripstaken en enkele algemene cognitieve taken afgenomen. Met twee theory of mind (ToM) taken werd hun vermogen onderzocht om gedachten en intenties toe te schrijven aan anderen. Kinderen met ASS blijken minder goed te presteren op de ToM-taken dan kinderen zonder ASS en dit verschil kon niet volledig worden verklaard door hun minder goede cognitieve vaardigheden. Dit duidt erop dat kinderen met ASS fundamentele problemen hebben met ToM. Kinderen met ASS blijken ook meer fouten te maken dan kinderen zonder ASS in het begrip van persoonlijke voornaamwoorden en voegwoorden van tijd. Een beter begrip van deze woorden bleek bovendien samen te hangen met betere ToM-vaardigheden.
Hieruit concluderen we dat sommige problemen van kinderen met ASS met taal en communicatie gerelateerd zijn aan hun problemen met perspectiefname om de intentie van een ander te begrijpen. We vonden deze relatie ook ten aanzien van het begrip van de persoonlijke voornaamwoorden ik en jij. Dit suggereert dat omdraaiing van persoonlijke voornaamwoorden niet zozeer een vorm is van beperkt en stereotiep gedrag, zoals de DSM‑5 beschrijft, maar eerder een probleem in de sociale communicatie.
Het uitgebreide artikel vind je in Neuropraxis, uitgave 5/2019. Auteurs: Jessica Overweg, Catharina A. Hartman, Petra Hendriks. Naar het artikel >>